Recensie | Karien Deroo, beklijvend met verf

Recensie Johan Debruyne

(criticus, recensent <H>ART, kunstenmagazine), april 2015

Grote schilderijen van geüniformeerde mannenlijven. Tot aan hun middel. Het kostuum waarin ze genoegzaam gewrongen zitten verraadt hun functie. Hun hoofd is vervangen door de kop van een hond. Of ook hier sprake is van een associatie met de beroepsmatige hoedanigheid weet ik niet zo goed meer. Nadien zag ik dit soort schilderijen nog af en toe, kleiner van formaat en in minder excentrieke omstandigheden, met minder bravoure geschilderd. Ook de lijsten waren minder exuberant. Het is lang geleden. Het betrof een Knokse “galerie” op de brede boulevard die de dijk flankeert en waar ego’s graag flaneren.

Om de een of andere reden heb ik al een leven lang moeite met uniformen, kostuums en dassen, en toch talmde ik. Kwam dit toen ook al door de dierenvriend in mij? Ik moet toegeven dat de doeken kundig waren geschilderd. Ze hadden iets van staatsieportretten. Zielloos, maar geestig. Om te behagen. Ter verfraaiing van muren.

Zo anders dan wat ontieglijk veel later, meer bepaald in 2011, in een Brugse galerie alle aandacht naar zich toe zuigt. Ik begeef me er naar een eerste confrontatie met het werk van twee kunstenaars. Van Koen Pattyn, het mannelijk equivalent van het mij nog onbekende duo, zullen een tweetal werken nadrukkelijk op mijn netvlies blijven nazinderen. Niet zijn schilderkundige bedrevenheid maakt indruk. De intrigerende beelden lijken zwoegend tot stand gekomen. De inhoud grijpt naar de keel. Maar er gaapt een immense kloof tussen wat hij – bovendien vaak op verrassende dragers weliswaar – presenteert en dat wat ene Karien Deroo laat zien.

Deze laatste maakt net vooral met haar knappe techniek indruk. Die overdondert wat. Bij een eerste aanblik dan toch. Als dit een debuut is… hoor ik me nog denken. Een pril oeuvre is het dat meteen hoge ogen gooit. Wat Deroo schildert pakt me – zeker in aanvang – minder bij de keel. Haar figuratieve werken, doorgaans portretten, die een sterke technische onderlegdheid verraden, doen me wel langer kijken. Ze roepen me als het ware telkens weer terug. Deroo toont ook meer dan haar tijdelijke metgezel.

De absolute blikvanger is een middelgroot schilderij waarmee je bij het binnenkomen meteen wordt geconfronteerd. “The politician” heet het. Ik kan me voorstellen dat politici die van kunst houden de neiging zullen hebben zich dit knappe werk meteen aan te schaffen. Tot ze wat dieper nadenken. Tot het hele plaatje ze met de neus op de werkelijkheid drukt.

Onwillekeurig denk ik even terug aan die werken achter de chique Knokse dijkvitrine. Maar dit hier is zo anders. Dit is meer dan louter koketteren. Het bovenlijf van een gezeten, naar voren hellend mannenlijf, wit hemd, openstaande kraag, blauwe jas. Tsipras. Ik rijm. Het doek heeft twee punten waarop je continu focust: de opengevouwen, goed “gestuurde” (geregisseerde?), om begrip vragende mensenhand en anderzijds de gecoupeerde kop van een wolf. Alleen de (scherpe) snuit. Nat van de goesting. De witgrijze “bakkebaarden”. Een knappe compositie en een zeer vertrouwde houding. Ik denk aan journalistieke ervaringen, aan de uitdrukking “een schaap in wolvenvacht”. Maar mijn link naar de oeroude zegswijze klopt niet. Maar hoe die hand tot vertrouwen dwingt, de open kraag sympathie probeert af te dwingen, die kop… Voor wie van kunst houdt en ook nog eens de politieke actualiteit volgt is het een werk dat aanzuigt. Nazindert. Knap geborsteld ook, dun in de olieverf: de kop lijkt uit het doek te komen, naar je toe, de natte snuit voor even niet gevaarlijk en dan dat open hemd, die hand. Ze verklaart, smeekt om begrip. Het werk troebleert. Een schapje ernaast met een kleine radio en het geleuter van een politicus. De curator zal er niet aan gedacht hebben.

 

the politician

Maar er is meer dan dit ene werk. Eens ik de wereld van deze wolf-van-stand achter me heb kunnen laten, sta ik oog in oog met “gewone” mensen. Hoewel. “Angel”… De jonge kerel prijkt dan wel op de uitnodigingskaart, maar jaren na datum dwaalt hij nog steeds in mijn hoofd rond. Er is alleen zijn gave, nog onschuldige gezicht. Er omheen wat vervagende toetsen. Zijn haar lijkt achter een aanzwellend rookgordijn verborgen, het grijs van de achtergrond wordt net daar erg wazig en je ziet alleen nog een flard van zijn witte hemd. Maar het gezicht is af. Kwetsbaar af. De leegte van de blik laat je niet los. Het staren in het niets. Het bezorgd wegkijken, naar iets wat wij niet zien. Waar we geen vermoeden van hebben. Maar vast iets dat tegelijk een zekere angst en hopeloosheid incarneert.

 

Over deze tentoonstelling schrijf ik een recensie voor het kunstenmagazine <H> ART. Ik zal niet veel later vaststellen dat een werk van Karien Deroo, “Our Father” (een uit zijn context gerukt rokje), de cover van de catalogus van de Canvascollectie (BOZAR/Brussel) siert. Nog later verneem ik dat “The Politician” de cover van een buitenlands boek wordt.

Ik denk een wijle aan Michaël Borremans, de kleine man die na vele jaren door Jan Hoet-zaliger uit het atelier is gesleurd en ondertussen wereldvermaard is geworden. Ik zal pas later leren dat Karien van deze vergelijking af wil. Ik begrijp het. Een kunstenaar wil authentiek zijn. Maar in een bepaalde cultuur is zo’n vergelijking een eretitel. En baart de wereld van de beeldende kunst niet om de zoveel maanden een godenkind? Haar schilderijen evolueren constant.

Ja, ik volg sinds 2011 het werk van Karien Deroo. Af en toe geven muisklikken me een zeker zicht op de evolutie in haar werk. En ondertussen is er een gloednieuwe site. Toch wil ik graag eens een diepgaand gesprek met de kunstenaar. Waar liggen de kiemen van die kundigheid? Van de emotie? Wat ligt aan de grondslag van dit knappe werk, van de weemoed die almaar vaker in mijn kop blijft hangen?

Het komt er van. In de schaduw van de Brugse Sint-Gilliskerk zit ik uiteindelijk naar heel wat werk te kijken. Naar schilderijen die af zijn, naar doeken waaraan nog gewerkt moet, naar werk dat overschilderd gaat worden, naar kopieën van foto’s her en der… En ik luister. Ik kijk ze in de ogen en ik hou die vaardige handen in de gaten. Eenmaal je het vertrouwen hebt gewonnen, kan je haar nog amper het zwijgen opleggen. Ik zie in een oogopslag hoe haar bedrevenheid in het neerzetten van gezichten en emoties, lijven en landschappen behoorlijk snel is geëvolueerd. Ik voel dat ze het nog node wil hebben over een veel te gaaf werk als “The politician”. En nee, die vergelijking (weet je wel) moet ze niet. Ze schildert, ze experimenteert ononderbroken, speelt en vecht met kleuren, toetsen en twijfel.

In haar leven heeft Karien lang niet altijd over rozen gehuppeld. Haar ziel verraadt krassen en deuken. Het moet immers amper mogelijk zijn om zonder pijnlijke ervaringen dit soort emoties op te roepen. Ik zal er uren naar staren: naar jonge mannen, naar een meisje, een dame, een oude man.

Het is bijna Paaszondag en ik zie drie haast identieke werken, verschillend van formaat, van een gevallen, berooide man. Geveld. Rondom hem en groene tegels is er alleen maar leegte. Recht kruipen zal – ook figuurlijk – geen sinecure zijn. Het werk slingert me naar de armoede en de kilte die ik in deze maatschappij veel te vaak moet ontwaren.

 

only a hobo I + II study (kader) voor tekst

only a hobo 50 x 70 cm voor tekst

 

Karien Deroo (°Poperinge, 1963) was enig kind. Terwijl ik haar observeer hoor ik een verhaal waarvan ik de sleutelwoorden al meteen kan noteren: zoeken, onrust, twijfel, passie, zwerven… Hier en met haar “beelden” zou je het als lezer mee moeten kunnen stellen. Maar we praten. De wereld, de mens en de kunstgeschiedenis passeren de revue, alsook het streven om die plastische historie een stekje in af te dwingen.

Ze was een kind dat dolgraag tekende, weg was van dieren, maar op wie nooit waargemaakte studiedromen werden geprojecteerd. Zo gaat het vaker, je leest het in boeken en het is nefast, maar telkens opnieuw maken ouders, goedbedoeld doorgaans, dezelfde fout. Karien is een fleurig kind waarvan de zorgeloosheid al in de puberteit wat gaat tanen, alsook het vertrouwen in al wat haar omringt. Ze sluit zich af en wordt een Einzelgänger. Een puber die gaat vluchten – het zwerven is voor later – in haar fantasie. Het is niet met haar volle overtuiging dat ze aanvankelijk technisch en wetenschappelijk wordt geschoold. Maar uiteindelijk komt dan toch de plastische lering. In de Maricolen (Brugge), waar de adolescente verliefd wordt. Dat haar liefde naar iemand van hetzelfde geslacht gaat, zal haar leven niet vergemakkelijken. Maar goed. De vrouw die als kind al heel gedreven academie volgde en al vroeg de sfeer opsnoof in het atelier van een van onze meest donkere schilders, Godfried Vervisch met name, wil vooruit. Eerst nog Grafische Vormgeving, (te) strak in de pas dus, en later “Vrije Grafiek” in Gent.

Er moet ook brood op de plank. Karien gaat ontwerpen. Iets wat ze heel goed kan. Maar snel komt ze tot de vaststelling dat ze meer te vertellen heeft en bij haar illustraties liever zelf het boek zou schrijven. Ze lijkt me heel energiek.

Er komt een selectie voor een wereldvermaarde beurs in Bologna en nieuwe opdrachten om kinderboeken te illustreren. Een en ander zal tot een eigen klein bureau leiden: “Fox”. Ze is er ondertussen 30. In het West-Vlaamse Roeselare trekt ze opnieuw naar de academie. Rik De Keyzer, een uitmuntend leraar en begaafd graficus, zit hier voor heel wat tussen. De Roeselaarse academie is voorts ook een weg naar vriendschap en warmte, een uitweg voor de eenzaamheid waarin ze was verzonken. Twee keer vijf jaar! Terwijl ze haar verhaal doet bekijk ik weer haar handen en denk aan al het beeldend werk dat die al hebben gerealiseerd.

Het privéleven eist zijn tol. Aan een langdurige relatie komt een einde. Het echte zwerven begint nog maar. Er is slechts een iets dat haar zal kunnen redden: schilderen. Doek en (olie)verf. We schrijven “2002”.  Ze maakt wat surrealistische werken en voor de woonkamer een gigantisch landschap. Maar weer dient gezworven.  Bijwijlen wordt ze door moedeloosheid overvallen. Ze schildert… geiten. Begrijpelijk als je zo veel van dieren houdt en je lang niet voor het eerst alles hebt moet achterlaten. Ze mist het landelijke leven waar ze vandaag opnieuw met volle teugen van kan genieten.

 

detail voor tekst

 

Ik wend me eindelijk van haar portretten, de koppen en de menselijke wezens die nadrukkelijk haar Brugs atelier bevolken af. Ik heb “verre” landschappen op het oog. Ik droom een wijle weg, terwijl het gesprek verder loopt. We hebben het nog even over “stills” (daar haalt ze in hoofdzaak haar inspiratie), het bewerken ervan met de computer, de eerste potloodlijnen, de verf.

In het werk waarmee haar nieuwe site opent ontwar je geen potloodlijnen, geen contouren van het kindergezicht. Alleen de neus, de ogen (half weggeveegd), het mondje. Geen achtergrond. Het ongeprepareerde doek heeft een groot aandeel. Met dit werk zit ze wel heel ver van “The Politician”.

Ze schildert almaar ruiger, vinniger, komt los van de strakke contouren en heeft voldoende aan een blik of een setting. Hoe uiteenlopend de thema’s ook, ik herken vandaag moeiteloos een “Deroo”. Kijk, van die vallende man zie je de ogen niet. Maar zijn wanhoop grijpt je aan. Ze spreekt uit de hopeloze manier waarop hij met het bebaarde aangezicht bijna de grond raakt.

Karien Deroo schildert als bezeten. Alles wordt nu een alibi om schilderend aan de slag te kunnen, om zichzelf plastisch uit te dagen, om los te komen van al wat al bestaat. Ze kan veel. Maar wat wil de kijker? Doe je zin!

 

contemporary landscape voor tekst

 

Ik zie landschappen, kleine doeken, die me doen denken aan de grote landschapschilders uit de kunstgeschiedenis, ik zie probeersels, een wazige foto van het huis-met-zadeldak dat ze vandaag in het tot de verbeelding sprekende Oost-Vlaamse Sint-Laureins betrekt. Ik zie naar romantiek neigend groen met meanderend water en een einder die er niet is. Opgelost. Droom jij nu maar verder!

Uitdagingen? Karien Deroo houdt van kleur, hoewel de grauwe wereld haar vaak naar de strot grijpt, het nieuws haar deprimeert.

“Ik wil die tristesse weergeven, maar dan met frisse kleuren!”

Dit lijkt haar nieuwste uitdaging. En dat de portretten zullen blijven. Altijd. Hoe veel ze ook van het land en de dieren houdt. Haar portretten zijn haar metgezellen. Ze wil ze rondom zich. In het atelier. Dan is ze niet alleen. En als ze ooit nog zwerven moet, hoeft dat nooit meer in haar eentje.

En dat rokje tenslotte op die Canvascover, vraag ik. Waar gaat dat stukje stof eigenlijk over? Het heeft te maken met kindermisbruik, zegt ze. Ik wil nog weten hoe een kunstenaar voelt wanneer een werk af is. Ik heb het al aan veel kunstenaars gevraagd. Karien haalt een spiegel en laat me de werken via het glas bekijken. “Zo deed Da Vinci dat!”